Hoofdstuk 61
==
‘Ga toch zitten, ik word gek van je,’ zei Deb terwijl ze de vaatwasser uitruimde. ‘Je hebt vanochtend zeker tien kilometer afgelegd. Straks slijt je nog een spoor uit in de tegels.’ Maar ze was niet echt boos op hem, ze plaagde hem alleen. Zij was ook even bang geweest dat Phil haar zou weten te lijmen. Maar Lou was veranderd; ze sprankelde weer zoals de oude Lou Casserly.
‘Ze blijft langer weg dan ik dacht.’ Tom haalde zijn vingers door zijn te lange haar. Hij moest naar de kapper. Stak hij sjofel af tegen Phils verzorgde uiterlijk?
‘Ze heeft veel te bespreken,’ zei Deb kalm.
‘Stel nou dat hij haar probeert om te praten?’ piekerde Tom hardop. Hij was eindelijk gaan zitten, hoewel zijn been sint-vitusdans leek te hebben gekregen.
‘Ik weet zeker dat hij dat zal proberen.’ Deb stak een vinger op toen hij iets wilde gaan zeggen. ‘Als Phil ’s avonds thuiskomt, staat er geen verrukkelijke maaltijd op hem te wachten en vindt hij geen mandje met schone sokken in de kast, dus is het logisch dat hij haar zal proberen te bepraten. Maar Lou is niet gek, Tom.’ Nu niet meer.
‘Die man is autoverkoper. Hun verkooppraatjes zijn legendarisch,’ zei Tom, die weer opstond en het ijsberen hervatte. Hij kon zich precies voorstellen wat voor trucjes Phil zou proberen, een heel arsenaal van lieve woordjes en verleidingstechnieken. Hij had het gevoel dat Phil Winter een man was die niet tegen zijn verlies kon en tot alles in staat was om zijn zin te krijgen.
‘Lous ogen zijn geopend. Ze weet hoe hij is. Ze laat jou heus niet in de steek voor iemand zoals hij.’
Maar ‘iemand zoals hij’ was wel met Lou in de echt verbonden. Voor haar zou het zoveel gemakkelijker zijn om zich weer naar huis te laten lokken dan de strijd om een echtscheiding aan te gaan.
Tom ving zijn spiegelbeeld op in het glas van een ingelijste foto, en opeens voelde hij zich heel klein. Wat was hij nou helemaal? Een grote, ruwe kerel in een overall, die zijn brood verdiende met het opruimen van oude rommel en die in een huis woonde zonder behang, niet meer dan een paar gordijnen en tot nu toe één kleed. Oké, hij had een goed lopend bedrijf, zijn eigen huis en nog een paar pandjes, maar Phil overtrof hem op alle fronten met zijn dure pakken, zijn zelfverzekerde grijns, een vloot dure auto’s, massa’s geld, zijn grote huis en de overredingskracht van een slangenbezweerder. Hoe kon een veredelde voddenboer daarmee wedijveren?
Lou kwam binnen en hij zag meteen dat ze had gehuild.
‘Gaat het?’ vroeg hij. Hij had het tweede woord nog maar nauwelijks uitgesproken of ze stortte zich in zijn armen om te genieten van zijn aanraking en heerlijke geur. Opluchting spoelde als een warme golf over hem heen; hij moest zich inhouden om haar niet fijn te drukken.
‘Hoe ging het?’ vroeg Deb. Ze knipoogde naar Tom en stak haar duim omhoog.
‘Wel goed, geloof ik,’ zei Lou. ‘Die stomme hormonen helpen niet echt. Ik ga zo even naar boven.’
‘Om na te denken?’ vroeg Tom aarzelend.
‘Om iets anders aan te trekken, iets wat niet zo knelt om mijn middel,’ antwoordde Lou.
‘O,’ zei Tom. ‘Kan ik iets voor je doen, liefje?’
‘Ik wil graag een glas sinaasappelsap en vier kartonnen dozen.’
‘Jeetje, ze heeft nu al trek in rare dingen,’ zei Deb, en ze draaide zich om naar de koelkast. ‘Wil je ze met of zonder jam?’
‘Vraag dat maar aan Tom, want ze komen in zijn huis te staan,’ kondigde Lou aan. ‘Ik trek vandaag bij hem in.’
Tom zei niets. Zijn mond was opengevallen van verbazing.
‘Wat ben jij een lellebel,’ zei Deb.
‘Ik ben blij dat je het ermee eens bent,’ zei Lou.
‘Reken maar,’ zei Deb.